De Wet Hervorming Kindregelingen heeft per 1 januari 2015 een aantal veranderingen aangebracht ten aanzien van het berekenen van de kinderalimentatie. Diverse toeslagen voor alleenstaande ouders zijn als gevolg van de Wet vervallen. Daar tegenover staat dat het kindgebonden budget (aan te vragen bij de Belastingdienst) is verhoogd met de zogenaamde ‘eenouderkop’.
Bij advocaten en gerechtelijke instanties is onduidelijkheid en verdeeldheid ontstaan over hoe het verhoogde kindgebonden budget moet worden meegenomen in de berekening van de behoefte van de kinderen en de hoogte van de te betalen alimentatie. Om duidelijkheid te scheppen heeft het Gerechtshof Den Haag prejudiciele vragen gesteld aan de Hoge Raad. De twee vragen die zijn gesteld aan de Hoge Raad zijn de volgende:
1. Moet bij het berekenen van de kinderalimentatie rekening worden gehouden met het kindgebonden budget, inclusief eenouderkop, door deze dan wel in mindering te brengen op de behoefte van de kinderen, dan wel bij het vaststellen van de draagkracht van de ouder die het kindgebonden budget ontvangt?
2. Moet er onderscheid worden gemaakt tussen het deel ‘eenouderkop’ en het overige deel van het kindgebonden budget bij het berekenen van de verschuldigde onderhoudsbijdrage?
De Hoge Raad (http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2015:3011) heeft op 9 oktober 2015 uitspraak gedaan en de eerste vraag beantwoord door aan te geven dat het kindgebonden budget in aanmerking moet worden genomen bij het berekenen van de draagkracht van de ouder die het budget ontvangt, en dat het kindgebonden budget dus niet (zoals de Alimentatie Expertgroep had geadviseerd) behoefteverlagend voor het kind werkt. Het antwoord van de Hoge Raad op vraag 2 is dat er geen onderscheid dient te worden gemaakt tussen de alleenstaande ouderkop en het overige deel van het kindgebonden budget, nu de alleenstaande ouderkop en het overige deel van het kindgebonden budget dezelfde aard en strekking hebben.
Inmiddels druppelen de uitspraken van rechtbanken binnen inzake deze wijze van hanteren van het kindgebonden budget bij de berekening van de kinderalimentatie. De rechtbank Rotterdam heeft in een uitspraak van eind 2015 het kindgebonden budget volledig opgeteld bij de draagkracht van de ouder die het kindgebonden budget ontvangt. Dit is, als het aan ons ligt, in lijn met de uitspraak van de Hoge Raad. Immers, het kindgebonden budget biedt een inkomensondersteuning om in de behoefte van het kind of de kinderen te voorzien. Het gehele kindgebonden budget dient daarom in de vorm van draagkracht van de ontvangende ouder te worden aangewend om in de behoefte van het kind te voorzien.
Mocht er in de loop der tijd een andere lijn ontstaan in de uitspraken van de Rechtbanken of Gerechtshoven, of er doen zich andere opvallende uitspraken voor, dan leest u het hier.
Update 28 januari 2016
Het Gerechtshof in Den Bosch heeft bij uitspraak van 14 januari 2016 een andere wijze van berekening toegepast dan de rechtbank Rotterdam. Het Hof oordeelde ten aanzien van het kindgebonden budget dat het gehele bedrag, inclusief de eenouderkop, moet worden opgetekend bij het inkomen (en dus niet de draagkracht) van de ouder die het kindgebonden budget ontvangt. Uiteindelijk werkt deze manier wel draagkracht verhogend voor de ouder die het budget ontvangt, maar in mindere mate dan wanneer het budget in zijn geheel bij de draagkracht van deze ouder zou worden opgeteld.
Om het verschil duidelijk te maken volgt hier een rekenvoorbeeld.
Situatie 1: Het kindgebonden budget wordt opgeteld bij de draagkracht van de ouder die het KGB ontvangt.
Het netto maandinkomen van Marie is € 1800,00.
De draagkracht van Marie komt volgens de formule in beginsel uit op 70% (1800 – (0.3 x 1800) + 890)) = € 370,00.
Tel hierbij op het kindgebonden budget dat Marie ontvangt van € 300,00, zodat de totale draagkracht van Marie € 607,00 wordt.
Situatie 2: Het kindgebonden budget wordt opgeteld bij het inkomen van de ouder die het KGB ontvangt.
Het netto maandinkomen van Marie is € 1800,00. Zij ontvangt € 300 kindgebonden budget. Haar totale inkomen wordt daarmee € 2.100,00.
De draagkracht van Marie komt volgens de formule uit op 70% (2100 – (0.3 x 2100) + 890)) = € 406,00
Voor meer informatie neemt u contact op via het contactformulier of telefonisch via 078-6149160.